Als columnist van 1Twente moest ik het wel over Toots Thielemans laten gaan. Het is december jazzmaand, Het laatste jaar dat je kunt zeggen dat Toots 99 jaar geleden geboren is.
Het verbaast me niks. De 80-jarige Toots is veel te moe voor het afgesproken interview. Als ik in Den Haag op North Sea Jazz 2002 op het jazzy tijdstip ‘round midnight zijn kleedkamer binnenkom, tref ik bovendien een droeve Toots. Het duo-optreden van zojuist heeft hem aangegrepen. Hij heeft de tranen in zijn ogen staan. Toots stelt voor het interview te verplaatsen naar zijn hotel. De volgende ochtend, na het ontbijt. Dan heeft hij alle tijd. Hij zou pas ’s middags naar New York vliegen.
ontbijt
De volgende dag loop ik het afgesproken hotel binnen met een paar onderwerpen in mijn achterhoofd. Een daarvan is zijn herkenbaarheid. Hoe kun je op zo’n goedkoop instrument als een mondharmonica zo spelen dat iedereen weet dat het Toots is. Waar komt die typische Toots-stijl vandaan?
In de inmiddels leeggelopen ontbijtzaal, kom ik van alles te weten. En wat ik al vermoedde bevestigt Toots. De grote namen van mondharmonica hadden hem nooit beïnvloed. Nee. Allesbepalend voor zijn manier van spelen is Robbie Franken, meneer. Kent u die?
Die naam had ik niet verwacht. Natuurlijk ken ik Rob Franken. Eerst al vanwege het feit dat hij met zijn Fender Rhodes altijd in de omgeving van mijn favoriete gitarist Joop Scholten had verkeerd. En van Rogier van Otterloo natuurlijk, de filmmuziek van Turks Fruit.
Maar waarom noemt een wereldster als Toots anno 2002 een helemaal niet zo bekende Nederlandse muzikant, die al twintig jaar dood is als zijn belangrijkste muzikale invloed?
Hij vertelt over een kwartetje dat hij begin jaren zeventig met Rob Franken had. Toots vond zichzelf ouderwets, een beetje versleten spelen. En Rob soleerde zo prachtig, terwijl hij er zelf geringschattend over deed. ‘Het zijn maar loopjes’, zei hij altijd.’
Toots vertelt dat Rob hem in 1973 belde voor een schnabbel. 250 gulden zou hij krijgen. Met een bassist en drummer moesten ze twee uur de studio in om Fumu opnemen. Fumu was de afko van functionele muziek. Muziek voor in de supermarkt en in de lobby van hotels. Als Toots de opname die dag terughoort vindt hij het zo fris wat Rob had gespeeld, dat hij een kopie van de opnameband mee naar huis neemt. Hij is er zodanig in gaan knippen dat hij van alles wat ze hadden gespeeld alleen de solo’s van Rob Franken overheeft. ‘Die heb ik bestudeerd, meneer’, zegt Toots. Hij had er een cassettebandje van gemaakt die hij gebruikte zoals iemand die Russisch studeert of Chinees. Hij had zichzelf opgesloten en naar niets anders meer geluisterd dan naar de solo’s van Rob Franken.
En daar had Toots nog steeds profijt van, zegt hij. Robs spel is het belangrijkste onderdeel geworden van wat ze nu de typische Toots-stijl noemen.
Toots wekt niet de indruk dat hij dit verhaal eerder heeft verteld. De andere onderwerpen die deze ochtend ter sprake komen vallen allemaal weg tegen die onthulling van de allesbepalende rol van die pianist die in 1983 al was gestorven. Toots vindt dat zelf ook, want bij het afscheid drukt hij me nog op het hart: ‘Rob Franken, niet vergeten te noemen, meneer. Zet dat maar boven uw artikeltje: Rob Franken is the greatest.’
de zon
Ik voel dat ik – zoals dat in journalistieke kringen wordt genoemd – ‘een verhaal op de wal heb gesleept.’ En als ik het hotel uitloop maakt zich een zodanig gelukzalig gevoel van mij meester, dat ik geen oog meer heb voor de werkelijkheid. Als mijn vrouw belt dat het in Enschede zo hard regent dat de pas geplante druif zojuist uit onze piepkleine voortuin is weggespoeld, antwoord ik dat in Den Haag de zon schijnt. En pas als de verbinding verbroken is valt me op dat die paar mensen die op straat lopen allemaal een uitgevouwen paraplu in de lucht houden.
Het stukje jazzgeschiedenis over Toots leg ik vast in het zomernummer van het tijdschrift Jazz Nu. Zo, nu weet de wereld hoe het zit met die stijl van Toots, stel ik tevreden vast. Telefoontje van drummer Eric Ineke. Hij had de Jazz Nu gelezen. Die opname, daar was hij dus bij geweest als drummer. En dan maakt hij een opmerking die nog lang zou nadreunen in mijn hoofd. ‘Ik heb er nog een band van, zal ik die opsturen?’
Als de post de spoel aflevert kan ik er de eerste weken alleen maar met ontzag naar kijken. Jazzgeschiedenis, die ik kan ontsluiten. Maar ja, hoe? Na tussenkomst van een handige kennis met een bandrecorder met wat later zou blijken enigszins vervuilde koppen, belanden de opnamen op mijn computer, zodat ik er cd’tjes van kan bakken voor mijn vriendenkring. Ik doe dat op bescheiden schaal en ik zeg er altijd bij: Dit is Fumu. Zo klinkt jazzgeschiedenis, hier hoor je waar de stijl van Toots vandaan komt.
Als ik Toots een paar jaar daarop telefonisch voor Tubantia interview vanwege het feit dat hij naar Enschede komt voor een optreden met het Millennium Jazz Orchestra breng ik ook Fumu nog even ter sprake. Ik bied aan om er een cd voor hem van te bakken. Oh, wat zou hij daar gelukkig van worden, zingt hij in mijn oor. Ik moet beloven dat ik dat zal doen.
Ik ben helaas niet in het land als hij naar Enschede komt. Maar er ligt een versgebakken Fumu-cd voor hem klaar. En naar het schijnt kwam Toots Fumu roepend de stad binnen.
Sesamstraat
Inmiddels is de naam Rob Franken steeds bekender geworden. Dat komt door radiomaker en producer Frank Jochemsen. Als kind was hij geobsedeerd door het cassettebandje Sesamstraat is jarig. Die muziek bleef hem intrigeren ook toen hij volwassen werd en hij uitvond dat die hypnotiserende fenderpiano werd bespeeld door Rob Franken.
Frank Jochemsen maakte een radio-documentaire over Rob Franken. En twee jaar geleden bracht hij een box uit met drie Rob Franken-cd’s. Daar kreeg hij een Edison voor.
En vorige week belde hij me op. Hij heeft de hand gelegd op alle Fumu-opnamen van Toots met Rob Franken. Het was niet bij de ene Fumu gebleven, er waren er nog meer geweest. Begin volgend jaar worden ze officieel uitgebracht door het Nederlands Jazzarchief. Drie cd’s in een doosje. En daar moeten nog linernotes bij zoals hoesteksten tegenwoordig heten. Of ik die wilde maken. Ja, wat zeg je dan?
Inderdaad: eerst maar eens een column voor 1Twente, dan kijken we verder.