In de Max Havelaar verwoordt Batavus Droogstoppel zijn afkeer van verzen: ze zijn gekunsteld en daardoor onwaar. Bijvoorbeeld: ‘De lucht is guur en ‘t is vier uur.’ Daar is niets op tegen, zolang het inderdaad guur is en vier uur. Maar stel dat het kwart voor drie is, dan heeft de dichter een probleem. Hij is voor het rijm gebonden aan een vol uur, of de lucht mag niet guur zijn. Ter wille van het rijm gaat hij òf het weer òf de tijd veranderen. Een van beiden is dan gelogen, aldus Droogstoppel.
Iets dergelijks heb ik met een gedicht van Jules Deelder over jazz:
Charlie Parker heb ik nooit gezien
Toen hij doodging was ik tien
Wat weet een kind van jazzmuziek?
Had Deelder even geluk dat hij tien was; nu rijmt het. Maar het punt is dat ik élf was toen Parker in 1955 stierf. Daar valt weinig op te rijmen.
Van Parker wist ik in 1955 niets, sterker: ik wist sowieso niets van jazzmuziek. Nooit gehoord. We hadden thuis radio-distributie en er werd alleen naar de Vara geluisterd. Mijn ouders waren ‘van de partij’, dus veel verder dan ‘Morgenrood’ en ‘Op socialisten, sluit de rijen’ reikte mijn muziekkennis niet. Pas in 1957 kregen we een koffergrammofoon van Braun. De eerste 78-toerenplaat was iets uit de operette ‘Der Zarewitsch’, met het navrante ‘Es steht ein Soldat am Wolgastrand’. Ik geloof dat ik het nog mooi vond ook.
Op school, het Gemeentelijk Lyceum aan de toenmalige C.F. Klaarstraat, hoorde je wel eens leerlingenbandjes die op schoolavonden dixieland speelden. Vanaf die tijd kocht ik een enkele keer jazzplaatjes, voornamelijk van Chris Barber: ‘Ice Cream’, ‘Petite fleur’, dat soort werk. In de schoolkrant viel ook wel eens de term ‘cool jazz’. Daar moest ik meer van weten.
Bij Démoed aan de (nu: Korte) Haaksbergerstraat, die de grootste jazzcollectie had, vroeg ik of ze daar iets van hadden. De oude heer Démoed adviseerde mij een EP-tje van Stan Getz en Bob Brookmeyer, met daarop onder meer ‘Have you met miss Jones’. Vanwege de stand van de techniek waren dat nog van die maximaal drie minuten stukjes. De muziek beviel mij wel, en weldra kwam er een tweede EP-tje, dit keer van Stan Getz met Horace Silver en Jimmy Raney. Ik wist verder niets van de heren musici en heb me nooit gerealiseerd dat ze gemiddeld nog geen 25 jaar oud waren. Die plaatjes heb ik nog steeds.
Inmiddels was in 1958 de Cotton Town Jazzband opgericht, met onder meer Gerard Koopman en Henk Bleumink, die iedere zaterdagavond in zaal Irene aan de Noorderhagen speelde. Daar moest je als middelbare scholier bij zijn, zo niet voor de muziek dan toch zeker voor de mooie meisjes.
Mijn minimale jazzkennis toen is uiteraard niet maatgevend voor een antwoord op de vraag bovenaan dit stukje. Maar de Cotton Town Jazzband en enkele beroemdheden die Enschede bezochten, hebben mijn voorkeur voor jazzmuziek definitief gevestigd. Daarover volgende keer meer.
Ab Gellekink