Het komt wel eens voor dat je zelf door omstandigheden een keertje niet op een vrijdagavond naar Jazzpodium de Tor kunt gaan om van de wekelijkse jazzconcerten te genieten. Gelukkig is er dan altijd nog op de daarop volgende dinsdag de Nieuwsbrief met de voortreffelijke recensie waarin je kunt lezen wat voor prachtig concert je hebt gemist. Zo ook afgelopen dinsdag waar recensent Koen Edeling gewag maakt van de verrichtingen van huis-band Dual City Concert Band, waarvan dirigent Rini Swinkels zijn manschappen weer op volle oorlogssterkte liet blazen. Dit zou een trommelvliezentartend effect hebben op menig toehoorder en men zou zich kunnen afvragen hoe dit de muzikanten zelf vergaat.
Ik geloof stellig dat de recensent niet de enige is die deze mening is toegedaan. Al geruime tijd komt er bij mij ook een onbehaaglijk gevoel op telkens als de DCCB aantreedt (om ook maar es een militaire uitdrukking te gebruiken), en de vraag of we onze trouwe Tor jazzliefhebbers hiermee wel een plezier doen. Of dat men zich al vòòr of tijdens de pauze naar de uitgang spoedt om de rest van de avond nog thuis of elders aanmerkelijk aangenamer door te brengen. Of blijven ze bij het lezen van het Tor programmakrantje steeds wanneer DCCB wordt aangekondigd, bezorgd voor hun tere en kwetsbare trommelvliezen, misschien liever thuis om te voorkomen zat ze moeten worden toegevoegd aan het jaarlijks in ons land met 20.000 groeiende legioen van mensen met een onherstelbare gehoorstoornis.
De jazzgeschiedenis leert ons dat de bigbands zijn ontstaan in de 30er en 40er jaren in de grote danszalen in de USA voor een meer dan duizendkoppig publiek van enthousiast swingende, jivende, jitterbuggende of lindy-hoppende mensen. In een tijd dat er nog geen sprake was van de geavanceerde geluidstechnieken die ons vandaag de dag ter beschikking staan werden de saxofoon, de trombone en de trompet in vijf- of meervoud op het podium gezet om de muziek in de uiterste uiteinden van de zaal hoorbaar te maken.
Tegen deze achtergrond zou men zich kunnen afvragen wat het nut en de noodzaak zou kunnen zijn van zo’n bigband in een Enschedees jazzcluppie waar nauwelijks 100 man publiek ik kan. Met een sextet van een ritme sectie met één saxofoon, één trombone en één trompet zou iedere noot hier voor iedereen goed en duidelijk hoorbaar zijn. Aangezien echter bigbandmuziek een onderdeel is van het totale gamma van jazzstijlen ontkomen we er niet aan om enkele keren per seizoen deze te programmeren. Hierbij zou het wenselijk zijn de geachte heren arrangeurs en dirigenten met klem op hun hart te drukken, het aantal decibellen met enige tientallen terug te brengen.
Het ligt zeker niet aan de geluidstechniek. Bij bigbandmuziek hebben de uiterst bekwame technici van de Tor, met hun goed ontwikkelde gehoor voor geluidsbalans, alle knoppen en schuiven op nul staan.
En we willen onze toevlucht toch niet zoeken in supergoedkope of peperdure oordopjes. De ware jazzliefhebber met zijn hart op de juiste plaats wil rechtstreeks genieten van goede muziek, vertolkt door goed opgeleide musici en gespeeld op vakkundig gebouwde muziekinstrumenten om zonder rare elektronische bijeffecten z’n kostbare trommelvliezen en z’n gevoelige muzikale ziel te beroeren. Ja toch?
Gelukkig kon de recensent ook nog melding maken van het subtiele gitaarspel van gastsolist Martijn van Iterson.
Enschede, 8 februari 2017
Peter Westers