We hadden ze al eerder in deze constellatie gehad, vrijdag Toravond 15 december was het weer zo ver: Toon Roos, sopraan/tenorsax – Martijn van Iterson gitaar – Ruud Ouwehand, bas.
Terugblikken op dit concert levert, daags na dat luisterfeest, meerdere indrukken op. Laat meteen duidelijk zijn, het was een heerlijk avondje jazz van hoog niveau, uitgevoerd door drie fantastische muzikanten. Muziekjes die er stonden, leuke avontuurtjes op bekende liedjes, een heel ontspannen sfeer, waarin de spelers het sessionkarakter van hun optreden deelden met het publiek (hé, verzoeknummers, dat had ook nog gekund), grapjes, dat alles gebaseerd op solide vakmanschap.
Kortom, een prima concert, een paar uurtjes jazz van topniveau. In een bijna huiskamerachtige ambiance kon je van heel nabij het speelplezier van drie aan elkaar gewaagde toppers meebeleven. Waar tref je dat zo? Hoe vaak kan je dat zo ervaren? Jazzpodium De Tor op z’n best.
Nu we het toch over die ambiance hebben: had Toon Roos een punt toen hij refereerde aan het cappuccino apparaat in het Rotterdamse Jazzcafé(annex restaurant) Dizzy, daarbij overtuigend het geluid van een cappu-in-de-maak nadoend? In zo’n sfeer wilde hij niet spelen. Het kon geen hint zijn naar de aanwezige Tor-gangers want die waren vooral bezig met luisteren. En zo’n cappuccinomachine hebben we daar bij mijn weten überhaupt al niet. Misschien kwam zijn associatie mede door de dwarsopstelling van het podium waardoor de muzikanten van dienst regelrechte inkijk hadden op de bar en alles wat daar gebeurt. Onbedoeld raakte hij daarmee toch weer aan de discussie hoeveel aanvaardbaar geluid een Tor-bezoeker mag produceren. Niet voor niets is de naam van De Tor ooit omgedoopt van café naar podium. Waarmee aangeduid: we zijn geen dranklokaal, maar toch vooral een concertpodium(pje). Waar naar mijn mening alsjeblieft gepraat en geconsumeerd kan worden. Ook tijdens de muziek. Maakt dat zo’n jazzclub nou juist niet speciaal? Als bezoeker haat ik dat verplichte eten in de Blue Note, Birdland of Ronnie Scotts’ jazzclub, maar niet vanwege de geluiden of de bediening. Op veel van die oude live-jazzlp’s geeft dat juist zo’n extra dimensie. Van levende muziek versus de kille studioregistratie. De zaalgeluiden zijn denk ik in De Tor doorgaans allerminst hinderlijk, zolang een bassolo (hier plaats voor de bekende muzikantengrap) – of welke andere solo ook – behoorlijk is te beluisteren. En dat was ook deze vrijdag ruimschoots het geval.
Vijf stukken voor de pauze, vijf erna + toegift. Alle standaards, van een bekendheid en ouderdom dat ze nauwelijks aankondiging behoefden. En trouwens ook nauwelijks kregen. Leuke testjes voor jezelf hoe snel je bij een intro in de gaten hebt om welk nummer het gaat. I’ll remember April was de moeilijkste, niet zozeer het nummer, alswel de bijbehorende titel. Voor de schijver dezes althans.
Voordeel van die standaards – raar woord – is de herkenning en vooral het goed kunnen volgen wat de musici ermee doen. Maakt de muziek direct toegankelijker maar meteen ook wat minder verrassend. Maar daar was zeker niets mis mee. Her en der citaatjes van andere stukken in de soli, een kunststukje dat vooral bassist Ruud Ouwehand graag bezigt. Ook leuk voor de luisteraar.
Wie vaker naar Toon Roos luistert hoort een vertrouwde opbouw en vooral ook zijn aangename lyriek. Uit het hart. Zijn ballads op sopraan (I fall in love too easily en ook een How Insensitive) zijn dan zo indringend en van een aangename schoonheid. Het eerst genoemde nummer is ook terug te vinden op zijn fraaie CD “Love Revisited”. Als hard copy uitverkocht, maar via iTunes nog te verkrijgen. Aanrader, echt!
Last but not least gitarist Martijn van Iterson. Heerlijk onverstoorbaar op zijn kruk. Met zo iets van laat die twee maar dollen, ik doe m’n ding wel. En dat deed hij. Wat kan die man spelen! Tof begeleiden en schitterend soleren. Eén van de sterren van de avond. Hè, hè, kunst, zal u denken. Maar dat was hij zeker. Heel mooi was ook Someday my prince will come dat hij een deel alleen met Toon samen deed. Maakte de muziek heel puur en direct.
Dat was toch een kenmerk deze avond, de ruimte en transparantie die dit trio maakte. Inderdaad, het gemis van een piano of slagwerk was wat mij in het affiche van de avond meteen opviel. En reeds bij het tweede nummer, On Green Dolphin Street, zei Toon toch wel even de drummer te missen – inderdaad, Joost, where are thou?), maar de avond door bleek ook dit toch een heel geslaagde driehoek. Die je gewoon in die constellatie moet beluisteren en haar eigen attractie heeft.
Het was mooi. Over Bye, Bye Blackbird en Lang zal ze leven stappen we maar snel heen, toen werd het wel wat erg plat en sikkisch, maar gelukkig haalden de mannen het snel weg uit de sfeer van meezingen en dat vaak tenenkrommende meeklappen. Dat daargelaten was het top. Het kan niet genoeg gezegd, wat een unicum, zo’n podium in de regio.
En komende vrijdag, jaarafsluiting. Met Joris Bolhaar en zijn vette New Sound Jazz Machine. Ook dat mag je niet missen.