Vrijdagavond in de Tor, na twee nummers in de tweede set, pakte Rein de Graaff de microfoon: “Dit waren weer twee stukken uit de tijd van de jazz, als u begrijpt wat ik bedoel: ‘Half Nelson’ van Miles Davis en ‘Good Bait’ van Tadd Dameron.” De goede verstaander knikte instemmend: er is een periode dat er jazzmuziek – lees (be)bop – werd gecomponeerd en gespeeld, en er is een periode daarna.
Wie het boek ‘Belevenissen in bebop: Rein de Graaff, jazzpianist’ leest, dat oud-Enschedeër Coen de Jonge in 1997 schreef, kent de exclusieve voorkeur van Rein voor de periode van ongeveer 1940 tot 1965. Daarna komen, enigszins gechargeerd, de ‘dark ages’, waarin steeds minder bebop klinkt en de jazzwereld ‘vergeven’ raakt van de free jazz, fusion en cross-overs met andersoortige muziekstijlen. Door Rein wel eens – in een sombere bui – betiteld als ‘fake jazz’. En heel stiekem – belooft u mij dat u het niet verder zult vertellen – ben ik dat in grote lijnen wel met hem eens.
Rein de Graaff weet zich in Nederland één van de laatste der bebop-Mohikanen. Is die ontwikkeling zorgelijk? Jazeker, die is meer dan zorgelijk en wie het overdonderende concert vrijdagavond heeft bijgewoond zal dat moeten beamen. Hier trad een vijftal toppers op dat een muziektraditie op de mat legde om de vingers bij af te kluiven. Een tsunami van duizenden noten die in hoog tempo de uitverkochte zaal in werden geslingerd. Muziek die volledig biologeerde, er was geen ontkomen aan, met een regelmatig terugkerende battle of the saxes tussen Abraham Burton en Benjamin Herman.
Dat begon meteen bij de opening met een gevecht van een kwartier in Charlie Parker’s klassieker ‘Au Privave’, een titel waarvan geleerden en minder geleerden nog steeds geen idee hebben waar het op slaat. Ook heel fraai was de vertolking van het Zweedse volksliedje ‘Ack Värmeland du sköna’, in jazzkringen beter bekend onder de titel ‘Dear old Stockholm’. In 1951 al op de plaat gezet door Stan Getz tijdens zijn eerste bezoek aan Zweden. Hij zou het nog vijf keer vastleggen, de laatste keer in 1983 tijdens zijn beruchte Europese tournee met Chet Baker.
Het langzamere werk bestond uit ‘Stella by starlight’ en Jimmy van Heusen’s ‘Darn that dream’. De eerste set werd afgesloten met het enige nummer van de avond dat ik niet kende: Sonny Stitt’s ‘The eternal triangle’. Wie bij de heftige solo van Burton de ogen sloot, moet zich in een concert van John Coltrane hebben gewaand.
Na de twee eerder genoemde stukken van de tweede set liet Benjamin Herman in de ballad ‘You’ve changed’ overtuigend horen waarom hij de beste altsaxofonist van Nederland wordt genoemd. Het was inmiddels half twaalf, waarna het laatste kwartier werd ingeruimd voor Coltrane’s ‘Mr. P.C.’, zijn ode aan bassist Paul Chambers.
Gauw terugkomen Rein de Graaff, Marius Beets en Eric Ineke, met nieuwe blazers (dezelfden is ook prima). En ondergetekende ‘ouwe bopper’ hoopt oprecht dat de smeekbede in de titel van deze column per kerende post bewaarheid mag worden …..
Ab Gellekink