Het leek bijna een 1 april-grap: jazz dateert niet uit het begin van de 20e eeuw, maar kent z’n roots in de middeleeuwen. Dat er wel degelijk mogelijkheden zijn om deze twee muzieksoorten met elkaar te mengen, demonstreerde het Jasper Blom quartet, dat zich bovendien liet versterken door de Antwerpse trompettist Bert Joris. Door deze bezetting was de titel ook nog eens gedekt, want beide lage landen waren hiermee vertegenwoordigd.
Geheel buiten de middeleeuwen vallend was het openingsstuk, want Albert Einstein en Marilyn Monroe, aan wier denkbeeldige kind het stuk Your beauty and my brains was opgedragen, leefden beide in de eeuw waarin de jazz is ontstaan. Het publiek maakte gelijk kennis met de musiceertrant van dit kwartet, want al vormde de bossa de ritmische basis, er werd regelmatig uitgeweid naar een wat chaotisch overkomend samenspel. Het was alsof het vijftal duidelijk wilde maken: dit is muziek voor geoefende oren, wij spelen vrijere jazz, die zich heeft losgemaakt van het geijkte keurslijf.
De tweede laag die werd aangebracht was de geschiedenisles die Jasper Blom op niet te strenge wijze doceerde. Hij liet het publiek kennis maken met componisten uit de middeleeuwen, als de monnik Guido van Arezzo († 1050) en Johannes Ciconia (1335- 1411), maar ook met Johannes Ockeghem (rond 1425) en Guillaume Dufay (15e eeuws) en strikt genomen zitten we dan al in de renaissance. Op heel geraffineerde wijze lieten de vijf musici horen hoe ze zich hadden laten inspireren door deze oude muziek, zonder dat iemand zich de obligate vraag hoefde te stellen: is dit nog wel jazz? Dat het zeker polyfonie was, werd in de meeste composities duidelijk: ieder instrument volgde al improviserend zijn eigen weg, onafhankelijk van elkaar, zoals in The lady and the unicorn, naar een eeuwenoud tableau. Het was mij al eerder opgevallen, maar met name in Ciconia (naar de al eerder genoemde Johannes) mengden de altsax en de trompet wonderschoon met elkaar.
Jesse van Ruller was zeer virtuoos in de weer op zijn gitaar en de ritmesectie, bestaande uit Frans van der Hoeven op contrabas en Martijn Vink op drums was zo solide als je van deze twee rasmuzikanten kunt verwachten.