Vrijdag 20 september 2024. Een uitzonderlijk zomerse atmosfeer nodigt uit om de avondlang buiten te blijven. Om rond te slenteren door de Walstraat, langs eettentjes met de deuren en de ramen los, over de Oude Markt te gaan waar geen terrasstoel vrij is. Het lijkt of de mensheid zich hier verzameld heeft en van plan is er met z’n allen een fantastische avond van te maken. Zonde om je van al deze bijna buitenlands aandoende feestelijkheid af te keren.
Maar stick to the plan, op naar het Tor-lokaal. Je zou denken dat er geen mensen meer over zijn, maar integendeel, een uitverkocht huis, tot de laatste plek bezet, afgekomen op drie in het Enschedese getogen muzikanten, twintig jaar geleden op het conservatorium aldaar afgestudeerd en sindsdien verbonden gebleven door hun onderscheiden project “Robinson, Freitag & Caruso”. De namen van de mannen daarachter zijn Christoph Mac-Carty (piano), Uli Wentzlaff-Eggebert (bas) en Yonga Sun (drums). Spelend met een instrumentatie die in de jazztraditie wel wordt aangeduid als een pianotrio, maar daarmee sla je de verrichtingen van dit trio wel heel erg plat.
Wat deze warme avond ten gehore werd gebracht was één groot avontuur van drie meesters op hun instrument, met elkaar op pad om een aantal muzikale verhalen te gaan vertellen. Zeven verhaaltjes in muziek voor de pauze, en zeven of zo erna. Alle eigen composities, op eentje na, die was ontleend aan een klassiek muziekstuk. Met veelal mysterieuze titels, die associeerden met gedachten van de makers, maar het mocht ook anders. Kunst hoeft niet altijd uitgelegd te worden, onderga het nou maar gewoon. Toch? Zo werden op basis van die thema’s zo’n vijftien mozaïekjes bij elkaar gespeeld die tot het laatst toe onderhielden, inspireerden, verrasten, gewoon heel blij maakten. Nooit een gevoel van ‘nou weet ik het wel’, de mannen bedienden zich bepaald niet van een maniertje, een vast stramien of genre. De liedjes waren beslist niet zomaar wat uit de losse pols. Uitgebreid uitgeschreven bladmuziek was steeds de basis. Ook in het samenspel klonk het doordacht en zeer geoefend. In elk stuk zaten wel goed op elkaar ingespeelde patronen en het was verrassend hoe de werkjes vaak zeer onverwacht, onvoorspelbaar, maar wel spatgelijk tot een einde kwamen. Vaak heel geestig ook. Dit gezelschap kent elkaar door en door, en speelt op basis van onberispelijke techniek vooral op de oren. Anders gezegd: intelligent samenspel, smaakvol en vol variatie. Verdere waarnemingen (willekeurig en een kwestie van smaak natuurlijk): aangename afwisseling van tempi en maatsoorten, mooi gestreken baswerk, dromerig, funky, friemelgeluidjes en effecten met allerhande slagwerkvoorwerpen (zonder dat het kitscherig werd), verstild, opwindend, grappig (zoals collectieve zang of uitroepen – ‘Rasputin!!!’), kortom tot de laatste minuut aangenaam en onderhoudend.
By the way, waarom die naam van het trio trouwens? “Robinson, Freitag & Caruso”, hoe waren ze daaraan gekomen? Hoewel de heren echt moeite deden uit te leggen hoe het trio was ontstaan en Daniel Defoe’s roman Robinson Crusoë hen had geïnspireerd, dat ze Crusoë hadden ingeruild voor operazanger Caruso, werd het verhaal steeds fantasierijker. Zo moest dat eigenlijk maar blijven – net zoals hun muziek. Het is de fantasie, de verbeelding, die moet blijven hangen.
Buiten leek de broeierige zomeravondsfeer ineens hard en plat. Hoe anders kon het ook zijn!