Oktober is jazzmaand, dat is helaas vergeten. Daarom schreef Ton Ouwehand, als columnist van 1Twente, een column over jazz.

Het eerste dat me opvalt als hij de deur opent is zijn nek. Of eigenlijk het ontbreken ervan. Nou ja, hij heeft wel een nek, maar die staat niet recht op zijn romp. Zijn hoofd ligt op zijn rechterschouder. Dat was me al eens opgevallen toen ik hem in Carré zag spelen met zangeres Sarah Vaughan. Als hij niet speelde lag zijn hoofd op zijn schouder. Als hij een trompet aan zijn lippen zette stond zijn hoofd recht, zoals ik hem kende van de platenhoezen. Hij zal wel een stijve nek hebben, of iets anders tijdelijks, dacht ik toen. Het blijkt dus iets blijvends.

Maar ik zeg er niks over. Want als een levende jazzlegende me toelaat tot zijn woning, valt zo’n nek in het niet. Het gaat hier wel over Benny Bailey. Een Amerikaanse trompettist met een enorme staat van dienst. Er staat jazzgeschiedenis voor mijn neus. Hij speelde met de allergrootsten uit de jazz. En ik mag hem interviewen. Want hij komt in Enschede spelen op een jazzfestival. Een reunie-concert met zijn oude maatje Teddy Edwards. Ja hij mag dan een Amerikaanse grootheid zijn, hij woont in een keurig flatje in de Bijlmer. Tijdens de Bijlmerramp een paar maanden daarvoor dus ook. Hij loopt naar het raam en wijst in de richting waar zich een vliegtuig in een flatgebouw boorde. Gelukkig was hij niet thuis toen.
Wat gek zo’n Amerikaanse grootheid in zo’n typische Nederlandse flat. Helemaal eigenaardig is dat ik een KRO-gids op tafel zie liggen. Ik snap wel dat een in Nederland neergestreken Amerikaan wel eens televisie wil kijken. Maar waarom laat je je kijkgedrag leiden door de KRO? Zo’n gids koop je niet los. Daar moet je een abonnement op nemen. En dan ben je lid van de omroep. Benny Bailey, een van de beroemdste jazzmusici ter wereld is lid van de KRO.

SCHEISSE
Bij het afscheid vraagt hij of ik met de auto ben. Dat is het geval, geef ik toe. Kan ik hem dan een lift geven?
Uiteraard kan ik dat. Benny Bailey doet zijn jas aan, trekt en wollen muts over zijn scheve hoofd en loopt voor me uit de galerij over. We nemen de trap en even later zit hij naast me in onze rode Berlingo.
Er heeft nog nooit een beroemde zwarte jazzmusicus naast me in de auto gezeten, bedenk ik trots. En nou zit Benny Bailey daar. Met een wollen mutsje op zijn scheve hoofd . De beste trompettist ter wereld, had Dizzy ooit over hem gezegd. En Miles Davis trouwens ook.
Benny Bailey is bezig me naar de plek te loodsen waar hij wezen moet en zit verder vriendelijk zwijgend naast me.
Of het een wegomlegging is, een tegenligger die hij niet aan zag komen, of dat we misschien eerder naar rechts of naar links hadden gemoeten, ik weet het niet. Maar ineens roept Benny Bailey keihard: Scheisse!!
Hij heeft ook een tijdje in Duitsland gewoond, vandaar. Hij realiseert zich direct dat het geen nette schrikreactie is. Hij vraagt of er voor Scheisse ook een Nederlands woord is. Jawel, zeg ik: shit.

DE TOR
Een jaar of tien later komt er weer een concert met Benny Bailey nu in De Tor. Mijn nieuwe chef die zelf een beetje trompet speelt had het ook gelezen. ‘Met hem moeten we een interview hebben’, zegt hij, ‘dat is een grootheid.’
Ik zeg dat ik dat voor me rekening zal nemen. Ik ga er niet vanuit dat Benny Bailey me zich zal herinneren. Ik hoop het trouwens ook niet, want het interview zoals ik dat in Tubantia had gezet begon met zijn uitroep: Scheisse!! En ik had al gehoord dat hij daar niet blij mee was. Hij neemt de telefoon niet op. Ik spreek in op zijn antwoordapparaat, vraag of hij terug wil bellen. Omdat het niet gebeurt bel ik die week nog een paar keer. En de week erop elke dag.
Hij heeft nooit teruggebeld. Dat betekent: geen tweede interview in Tubantia. Ik ga wel naar het concert in De Tor. Dan blijkt dat het niet zo gek is dat Bailey nooit terugbelde. Bij de ingang wordt verteld dat het concert is afgelast omdat de trompettist is overleden. Luguber verhaal. Hij is dood gevonden in zijn huis. Het heeft nog een hele tijd geduurd voor ze hem vonden.
Shit, denk ik. En ik zie zijn keurige flatje voor me, in een wijk waar niemand dood gevonden wil worden. Het rode lichtje van zijn antwoordapparaat knippert om aan te geven dat het vol onbeluisterde berichten staat. Daar staan de mijne ook tussen. En in het halletje natuurlijk zo’n berg ongeopende post. Met één, misschien wel twee KRO-gidsen ertussen. Scheisse.