Trombone, saxofoon, gitaar, gespeeld door Ilja Reijngoud, Tineke Postma en Ed Verhoeff. Niet zo’n alledaagse combinatie, maar waar toch een goed gevulde Tor zich op vrijdag 27 september 2024 toe aangetrokken voelde. Geafficheerd als de ‘The Art of Two’ (het duo Reijngoud en Verhoeff), aangevuld met Tineke Postma. Een beetje een omweg, want als trio staan ze in deze samenstelling bepaald niet voor het eerst op de planken. Het vertrekpunt-met-twee zat ‘m vermoedelijk in de EP die beide heren vorig jaar uitbrachten met vijf (vier) stukken uit ‘het Dutch Real Book’.
Het Dutch Real Book. Reijngoud peilde in zijn opening het publiek of hen dat wellicht wat zei. Nee, niet echt zo bleek. Voor wie minder vertrouwd is met de praktijk van de (jazz-)muziekbeoefening daarom: het fenomeen Real Book is iets dat stamt uit de jaren ’70. Naar men zegt twee studenten, van gitarist Pat Methenu en vibrafonist Gary Burton, aan het Berklee College of Music in Boston begonnen bladmuziek van bekende en minder bekende jazzstukken te verzamelen en te bundelen. Die praktijk bestond al sinds de jaren ’20, toen muzikanten bij gebrek aan (dure) originele versies van de componisten, de jazzmuziek zelf begonnen uit te schrijven. Fake books, noemde men dat. Van de jazz sinds de jaren ’50 was er wel veel beschikbaar maar vooral in veel verschillende varianten. Als we daar nu eens wat ordening in brengen, zo was de gedachte, dan vergemakkelijkt dat het samenspelen, dan hebben we het in het studielokaal en op het podium over hetzelfde. Die stapels bladmuziek gingen door het universiteitskopieerapparaat en werden in een dikke ringband aan de medestudenten verkocht. Onder de naam ‘Real Book’. Met dezelfde bladzij-nummering uitgegeven in verschillende toonsoorten, voor instrumenten met een andere stemming.
Hartstikke clandestien en illegaal, in voorbijgaan aan alle auteursrechten. Zo bleven de Real books jarenlang obscure, maar zeer handige hebbedingen. Ik kocht begin jaren ’90 mijn eerste Real book bij de gerenommeerde Sam Ash Musicstore in New York, toen nog gevestigd op de hoek van de 48ste Street en Broadway. Min of meer stiekem, vanuit een opslaghok achter de toonbank en ver van de schappen met officiële bladmuziek. In een bruine zak, alsof het clandestiene alcohol was. Maakte het wel extra spannend. Toch ging die status er snel vanaf, zeker toen uitgever Hal Leonard zich begin deze eeuw over de collectie ontfermde en deze officieel, voor zover mogelijk met in achtneming van alle auteursrechten, begon uit te geven. De Real books waren nu ‘echt’ en werden de standaard voor veel beoefenaars van jazzmuziek. Het vormde in elk geval een uitgebreide verzameling van zo’n 1.000 jazzstukken, een beetje de belichaming ook van het American Songbook.
Na die standaardisatie ontstonden spontaan allerlei varianten, zoals een Bossa-book, een Christmassong-book, maar dus ook een Dutch Real Book (zo ook een Brabantse variant, een Limburg-Edition, en veel meer). Een dikke tien jaar geleden verscheen vanuit het Amsterdamse het NL-Realbook, met zo’n vijftigtal composities van NL-bodem. Eigenlijk een best bonte verzameling, maar dat is in de echte Real boeken niet anders. In hun voorwoord schrijven de makers dat het boek in ontwikkeling blijft, maar bij mijn weten is het bij een eerste druk gebleven.
Ach, wat een woorden (maar het verhaal is eigenlijk zo bijzonder en belangrijk voor de jazzpraktijk) maar nog bijna niets geschreven over het concert. Welnu, op twee stukken na werd er NL-werk gespeeld, het meeste inderdaad uit het Dutch Real Book, aangevuld met eigen composities van de muzikanten op het podium.
De onbekendheid met de meeste van die stukken – zelfs Dag, Schatteboutje (… dag, aardig vrouwtje, een Ramblers-hit uit de jaren ’40, was stevig onderhanden genomen. De in onze oren van nu wat tuttig aandoende vrolijke huppelswing was er in elk geval zeker vanaf), maakte dat de luisteraar op voorhand niet al te veel aanknopingspunten had met wat er komen ging. Gewoon luisteren naar wat er op je afkomt, het nemen zoals het gebracht wordt, weinig plek voor het comfortabel wegstoppen in hokjes van het vertrouwde. Waarbij je het ook nog eens had te doen met twee, soms drie, solisten zonder de leidraad van piano, bas of drums.
Avontuur van klanken dus. Waarbij de gitaar het meeste van de structuur liet horen. De klank en de volgorde van de akkoorden viel daardoor misschien nog wel extra op vergeleken bij een meer vertrouwde bezetting. Even zoeken naar en wennen aan dat klankbeeld, maar dan is er volop ruimte om het geheel in het oor een plek te geven.
Fantastische watervallen van noten door trombonist Ilja Reijngoud, technische hoogstandjes maar wel steeds passend in het verhaal, even indrukwekkend als onderhoudend.
Tineke Postma speelde in hoofdzaak sopraansax, af en toe de alt. Maar op beide instrumenten klonk het vakmanschap overtuigend door. Goede wijn … Bij de toch wat zwaardere trombone-, en de elektrische gitaarklanken kon de sopraan jubelend met haar boodschap aan de haal gaan. Haar altklank was echt Postma, al deed die mij soms ook denken aan, ik durf het nauwelijks te zeggen, PD. Dus mooi was het.
Als aangegeven, gitarist Ed Verhoeff vormde vaak een prettig houvast in het geheel met strak, ondersteunend en stuwend begeleidingswerk. Zijn solo’s waren onvermijdelijk wel heel solo, maar dat deed niet af aan de zeggingskracht.
Al met al, een minder gangbaar jazzensemble op het podium, maar aan improvisatie geen gebrek, zonder dat het ooit op hol sloeg of uitmondde in een klankenrijstebrij. Voor wie het allemaal wat erg ver weg van het vertrouwde was, moet de schoonheid van Rogier van Otterloos ‘Dat mistige rooie beest’ toch geholpen hebben ook van het overige te genieten.
Het was anders, maar het beluisteren meer dan waard.